Woordjes in gebarentaal leren met behulp van filmpjes of apps, dat is een leuke bezigheid. Je steekt er wat van op, maar je kunt er geen wonderen van verwachten. Net zoals vroeger “Wat & Hoe in het Italiaans” handig was op vakantie. Je kunt er caffè doppio mee bestellen in een trattoria. Maar je moet niet de illusie hebben er Italiaans van te leren.
We wilden meer kunnen dan zinnetjes uit de reisgids. Daarom besloten we het minder vrijblijvend aan te pakken. We hebben gezocht op echt gebarentaal leren. Via de GGMD bleek dat sneller mogelijk dan gedacht. En het is bijzonder comfortabel – we krijgen in de avonduren les van juf Marlies. We hoeven geen oppas te regelen, het is gewoon bij ons thuis aan de keukentafel. Als ik dit geweten had, zou ik jaren geleden al met gebarentaal leren begonnen zijn.
Gebarentaal leren aan de keukentafel
We hebben elke week les. En dat is intensief, want we krijgen ook huiswerk. We kunnen de rest van de familie er ook bij uitnodigen. In theorie. Volgens de juf haken familieleden die er weinig mee te maken hebben, na een enthousiast begin toch af.
Het is niet zo dat we in ons gezin gebarentaal nodig hebben. Met gehoorapparaten versta ik ruim voldoende. En mocht mijn gehoor verder achteruit gaan, bestaat er altijd nog de mogelijkheid van een implantaat (CI).
Maar gebaren maakt de communicatie makkelijker. Een extra taal leren waar je wat aan hebt is inspirerend. De kinderen pikken het ook razendsnel op. Maar kinderen schijnen nogal vatbaar te zijn om nieuwe dingen te leren.
Nederlands met Gebaren (NmG)
Wat we gebarentaal noemen, zijn in werkelijkheid twee verschillende zaken. Ten eerste heb je Nederlands met Gebaren (NmG) – dat is Nederlands met voor de meeste woorden een gebaar. Maar het blijft Nederlands. Wel heb je voor sommige woorden meer dan één gebaar. Het woordje “op” heeft meerdere gebaren, afhankelijk van de context. De koffie is op, of het iets ligt op tafel. En verschillende Nederlandse woorden hebben hetzelfde gebaar. Het woord “dokter” en “batterij” hebben hetzelfde gebaar.
Nederlandse gebarentaal (NGT)
Daarnaast bestaat er de Nederlandse gebarentaal (NGT). Dat wordt vooral beheerst door mensen die doof geboren zijn. Het is een eigen taal, met andere structuur en woordvolgorde dan het Nederlands. Als buitenstaander valt dit moeilijk te leren.
Gebarentaal is overigens geen Esperanto. Net als bij gesproken talen zijn er meerdere taalfamilies. De Nederlandse gebarentaal zit in hetzelfde schuitje als de gebarentaal in Frankrijk en Amerika.
Curieus genoeg heeft Britse gebarentaal, ook gebruikt in Australië en Nieuw Zeeland, nauwelijks raakvlakken met de Amerikaanse gebarentaal.
De les
Onvermoeibaar leert juf Marlies ons de gebaren, wisselt spelletjes af met inhoudelijke onderdelen. Mimiek hoort er ook bij. En plotseling blijkt er iets van een structuur te ontstaan. We kunnen gesprekken voeren die verder gaan dan de keuze tussen thee of koffie.
Fascinerend is het gebruik van de hele gebarenruimte. Het gaat niet alleen om de juiste woorden te gebaren, maar ook om de richting.
Vragen of iemand iets aan jou geeft, of aan iemand anders ; dat geef je anders aan. Naar mensen wijzen is niet langer onbeleefd, maar standaard.
Het tempo van de onderlinge gesprekken ligt nog te laag. “Geef de pindakaas ff aan”, dat is met uitgesproken woorden een stuk vlotter dan met gebaren. Maar het gaat steeds beter. Nu ook de stopwoordjes in gebarentaal op toneel zijn verschenen, weet je dat we écht vooruit gaan.
Bronvermelding. De handsignalen op de beurs hebben weinig te maken met gebarentaal. Uitgebeeld zijn Fuji Bank en Deutsche Bank. Als het je interesse heeft, hier meer.
**